Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Wee dengenen, [81]die het kwade goed heten, en het goede kwaad; [82]die duisternis tot licht stellen, en het licht tot duisternis; die het bittere tot zoet stellen, en het zoete tot bitterheid! 81. Hebreeuws, die zeggen tot, of van het kwade goed, enz.; vergelijk boven hfdst.4 vs.3. Dat is, die door hun arglistige redenen de onervarenen wijs maken dat het goede kwaad en het kwade goed is. 82. Dat is, die stoutelijk en onbeschaamdelijk durven zeggen dat de duisternis licht is en het licht duisternis.